donderdag 26 mei 2022

GAST-AUTEUR


DE TRAP

door gast-auteur Robertus Baeken, vanuit de timmer-kamer... 




37.
Het leek of wij, Marie-Claire en ik, beiden op dit moment hadden ge­wacht. Amper was Karl de deur uit of wij vlogen elkaar harts­tochtelijk in de armen. Harts­tocht is een te mooi woord voor het dierlijke gebeuren. Daar wurmde mijn levende dolfijn, in het verschiet van zijn sprong door de vrije lucht, zich reeds met kracht naar de oppervlakte! ‘Hiernaast staat een canapé,’ hijgde ik, tot alles in staat. ‘Vogel slaapt!’

   Marie-Claire schudde het hoofd. ‘Maar hij kan elk ogenblik voor de dag komen! Nee, we houden het op zater­dag.’

   Ik pruilde, maar dat had geen vat op haar. Karl had de deur open laten staan; daardoor hoorden wij hem de wc doorspoe­len. Hij kon nu ieder ogenblik de trap op komen.

   Marie-Claire had gelijk. Onze kleren waren net op tijd weer fatsoenlijk.

    Aan het drinkgelag kwam nu snel een einde. Mijn maat was enkel naar boven gekomen om een oosters tapijt onder te kot­sen.

    Ik was vrese­lijk gegeneerd en pakte Karl ruw aan. Zei hem in klare woorden dat hij terug naar de wc moest gaan. Hij keek als een hond die een standje kreeg.

    ‘Kom, ik zal je helpen,’ zei ik, me bewust van het gevaar dat hij van de trap kon donderen. ‘En als jij ondertussen een emmer water haalt,’ - ik richtte me tot ­Marie-Claire, - ‘dan maak ik de boel dadelijk weer schoon!’

    De pret was uit. Tegen halfvier bracht ik Karl naar huis. Het was net of ik op weg was om ergens stiekem een lijk te dumpen. Daar noch de baas, noch Karls moeder thuis waren, reed ik de pick-up recht in het schuurtje.

    Ik sleepte Karl naar de aangrenzende werkplaats, waar een zitbank stond. De arme kerel kon niet zonder hulp overeind blijven. Telkens ik hem losliet, viel hij op de ene of andere zijde en sliep verder. Ik maakte me er onge­rust over dat hij, als ik weg­ging, van de bank zou tuimelen en zich le­lijk bezeren. Daarom legde ik hem plat op de grond naast de radiator. Toen ik aan de koude vloer dacht, kwam ik op een nog beter idee. Ik nam een spaanderplaat, legde die op de grond en sleepte Karl, wiens gewicht aanvoelde als een levenloze vracht, op zijn rug er­overheen. Ik luisterde naar zijn zware ademhaling, legde zijn armen naast het lijf en maakte het boven­ste knoopje van zijn hemd los. Daarna ging ik te voet naar huis.

    Eerst nam ik een bad. Ik deed de moeite niet om me opnieuw aan te kleden. Ik nam mijn ka­merjas, schoor me, poetste mijn tanden. Daar­na zette ik de tv aan en ging languit op de sofa liggen. Mijn bedwelmde geest volgde de in­strue­rende bedrijvigheid van een meesterkok. Ik moet, zonder me bewust te zijn van enige overgang, na diens gepel­de tomaten in slaap gesukkeld zijn. Toen ik wak­kerschrok, was het middernacht. De tv stond aan, maar het beeld was weg. Witte stippen sloegen op een grijs scherm te pletter.


(WORDT VERVOLGD....)

Geen opmerkingen: