17.
‘Luister Harry, wil jij dat doen? Ik word niet voor die zaak vergoed. Heb er zelfs niks mee te maken!’ Met zakenmensen kon hij zonder schroom over geld praten.
Maar Harry hield zich op de vlakte. Hij mompelde iets en legde in. Joseph keerde terug aan tafel. Terwijl hij zijn ei verder afpelde, wachtte hij op Isabelles reactie. Die kwam pas toen hij zijn eerste hap nam en haar enigszins noodgedwongen aankeek.
‘Waarom heb je me dat niet eerder verteld, Jos?’
Het ontging hem niet dat zij moeite had zich te beheersen. ‘Ik vreesde dat het weer dwaas zou klinken!’
‘Sorry Jos, ik trek mijn woorden in. Ik ben dom! Ik ben mislukt; niet jij!’ klonk het ootmoedig.
Dat ze zover zou gaan, vond Joseph onnodig. Hij legde zijn hand op de hare: een teder gebaar. Zodra zijn mond leeg was, zei hij: ‘In het leven kan het al eens tegenzitten. Soms raakt een mens ontmoedigd. Maar we moeten ons niks lelijks in het hoofd halen. We zijn niet dom of mislukt. Jij bent nog altijd mijn ideaal. Ik kijk met bewondering naar je. Niets meer zeggen, Belletje! Krijg ik een kop koffie?’
Isabelle stond op om naar de keuken te lopen. In het voorbijgaan greep hij haar hand, trok haar op zijn knieën voor een knuffel. Joseph was het zoete moment dankbaar. ‘Wat een weelde!’ fluisterde hij met het gezicht in de malse vouw tussen haar hals en schouder. Hij snoof de zachte geur op van haar make-up. ‘Slaapt Harold nog?’ Op hetzelfde moment rinkelde alweer de telefoon.
Aanvankelijk scheen Isabelle vastbesloten zich niets van het hinderlijke geluid aan te trekken, maar het signaal bleef aanhouden. ‘Dat zal Bettine zijn!’ Zij veerde recht, sloot de deur en kwam niet terug.
De zon scheen langs het geopende venster op het aanrecht in de keuken. De weelderige overvloed in de bakken met geraniums gaf een feestelijke indruk. Achter hem kwam Harold op zachte voet naar binnen. ‘Hé, wat mooi weer!’
‘Ja, voor wie vakantie heeft, kan het niet beter!’ Voor zijn zoon prima dus. Maar zelf leed Joseph onder de hitte. Ondanks zijn voornemen om van de zaak Derycke af te blijven, dacht hij aan niks anders. Hij legde zijn snee brood terug in het mandje, schoof zijn kop thee opzij.
‘Geen eetlust, Pa?’
‘Ik geloof dat ik onwel word.’
‘Ik zie het. Het zweet staat in druppels op je voorhoofd. Waarom knoop je die benauwende das niet los? Waarom draag je niet gewoon een T-shirt, een lichte, katoenen broek en sandalen, zoals ik? Je moet met de tijd mee, Pa. De tijd van Philip Marlowe, de tijd dat alle detectives een keurig wit hemd, das en hoed droegen, is voorbij. Beter om er minder opvallend uit te zien.’
(WORDT. VERVOLGD...)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten